8.2 Ontwikkeling aantal studenten en medewerkers
Stabiele ontwikkeling studentenaantallen
Mbo
In 2025 stijgen de ongewogen studentenaantallen met 3,6% (inclusief ROC TOP). Exclusief ROC TOP stijgen de studentaantallen met 5,5%. Opgesplitst naar leerweg bedraagt de stijging 4,4% voor bol-studenten en 9,1% voor bbl-studenten. In sterkere mate combineren studenten hun studie met werk. Deze ontwikkeling past bij de ontwikkeling naar flexibel onderwijs en de aantrekkelijkheid van leren en werken in de praktijk.
Een belangrijke ontwikkeling met betrekking tot de studentenaantallen is de integratie van de onderwijsactiviteiten van Instelling ROC TOP. Per 2024 worden geen nieuwe studenten meer toegelaten bij Instelling ROC TOP. Als gevolg hiervan daalt het aantal ROC TOP studenten sterk en wordt een verhoogde instroom verwacht bij de Amsterdamse mbo-colleges, met name binnen de opleidingen Zorg & Welzijn, Sport & Recreatie en Horeca. Deze sectoren profiteren bovendien van een hernieuwde aantrekkingskracht, met een toenemende vraag naar gekwalificeerde professionals.
Voor de periode 2025-2030 verwachten we voor de gezamenlijke instellingen een groei van 4,5% in het aantal studenten (zie tabel). Dankzij ons brede en gevarieerde opleidingsaanbod en de voortdurende ontwikkeling van onze onderwijsvormen blijft het ROCvA-F aantrekkelijk voor (toekomstige) studenten. Ondanks dat de landelijke demografische ontwikkelingen duiden op een daling van de mbo-studentenaantallen, lijkt instroom binnen de Randstedelijke regio vooralsnog stabiel.
De ongewogen aantallen 2023 (zie tabel) zijn conform de accountantstelling 2023. De raming 2024 is gebaseerd op de interne, zogenoemde referentieraming en laat een daling zien van 2,9% (inclusief ROC TOP) ten opzichte van de accountantstelling van 2023. Hierbij is voor 2024 rekening gehouden met een afslag voor studenten die uiteindelijk niet voor bekostiging worden aangedragen (bijvoorbeeld als gevolg van ‘niet aantoonbaar schoolgaand’). De ramingen van 2025 tot en met 2030 zijn opgesteld door de mbo-colleges, als onderdeel van de meerjarenbegroting. De ramingen zijn opgesteld op basis van demografische ontwikkelingen, sectorontwikkelingen, verwachting van instroom en doorstroom van studenten en visies en onderwijsbeleidsplannen.
Meerjarige ontwikkeling studentenaantallen (ongewogen) |
||||||||
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
2029 |
2030 |
|
Realisatie |
Raming |
Raming |
Raming |
Raming |
Raming |
Raming |
Raming |
|
ROCvA |
30.893 |
31.314 |
33.259 |
33.646 |
34.176 |
34.249 |
34.543 |
34.726 |
ROCvF |
5.351 |
5.349 |
5.418 |
5.482 |
5.598 |
5.702 |
5.791 |
5.920 |
ROC-TOP |
2.472 |
924 |
280 |
75 |
- |
- |
- |
- |
Totaal mbo |
38.716 |
37.587 |
38.957 |
39.203 |
39.774 |
39.951 |
40.334 |
40.646 |
Vavo |
1.001 |
1.044 |
1.100 |
1.100 |
1.100 |
1.100 |
1.100 |
1.100 |
Ontwikkeling mbo-studenten ROCvA |
1,4% |
6,2% |
1,2% |
1,6% |
0,2% |
0,9% |
0,5% |
|
Ontwikkeling mbo-studenten ROCvF |
0,0% |
1,3% |
1,2% |
2,1% |
1,9% |
1,6% |
2,2% |
|
Ontwikkeling mbo-studenten ROC-TOP |
-62,6% |
-69,7% |
-73,2% |
-100,0% |
||||
Ontwikkeling totaal mbo |
-2,9% |
3,6% |
0,6% |
1,5% |
0,4% |
1,0% |
0,8% |
Vanaf 2025 wordt een groei verwacht. Belangrijke factoren hiervoor zijn:
De tijdelijke groei van studentenaantallen in de Amsterdamse colleges door de integratie van ROC TOP.
De aantrekking van extra studenten dankzij nieuwe opleidingen en innovaties zoals de Amsterdamse Beroepshavo en mhbo.
Verhoging van de instroom door actieve promotie op VO-scholen en in de regio.
Stimulering van de instroom door toegenomen behoefte aan zorgpersoneel en technici.
De verlaging van studie-uitval en verhoging van het aantal gediplomeerde schoolverlaters door investeringen in begeleiding en onderwijsverbetering.
De ontwikkeling van de studentenaantallen gaat gepaard met onzekerheid. Naast de positieve groeifactoren voor de komende jaren zien we ontwikkelingen die een dempend effect kunnen hebben op de studentenaantallen, zoals de landelijke demografische krimp, concurrentie van andere mbo-instellingen, beperking van beschikbare stageplaatsen en een landelijke daling in populariteit van bepaalde opleidingen, waaronder Business Studies en ICT.
De raming van de studentenaantallen is een belangrijk uitgangpunt voor de financiële en formatieve meerjarenbegroting. De (gewogen) aantallen bepalen in belangrijke mate de Rijksbekostiging en vormen tevens de basis voor de begrote ontwikkeling van de formatie, de huisvesting, benodigde leer- en overige middelen. Met de geraamde stijging in studentenaantallen en de verwachte landelijke demografische krimp, is de verwachting dat het relatieve aandeel van de OCW-macrobekostiging voor de instellingen ROCvA en ROCvF op peil zal blijven, dan wel zal toenemen.
Vavo
De verwachting is dat het aantal studenten de komende jaren stijgt en daarna stabiel blijft rond de 1.100 studenten. Het aantal afgegeven certificaten en diploma’s blijft naar verwachting op het streefpercentage ten opzichte van de landelijke prestaties. Dit betekent dat voor het Vavo het aandeel van het landelijk macrobudget naar verwachting constant zal blijven rond (ruim) 11%.
Meerjarige ontwikkeling formatie
Het uitgangspunt voor de kwantitatieve en kwalitatieve personeelsplanning wordt gevormd door de studentenontwikkeling. Belangrijke aspecten hierbij zijn de planning van de kwaliteit van de onderwijsteams, het coördineren van toekomstige in- en uitstroom en het opvangen van personele fricties. De formatieve prognoses zijn in de meerjarenbegroting vertaald naar personele lasten, zie hiervoor paragraaf 8.3 Financiële Meerjarenbegroting.
De formatiegegevens in de volgende tabellen betreffen het intern en extern personeel op basis van de gemiddelde fte’s per kalenderjaar. Het intern personeel betreft personeel met een vast of tijdelijk dienstverband (inclusief LIO’s). De categorie ondersteunend personeel/overige medewerkers betreft direct (DOP) en indirect onderwijsondersteunend personeel (IOP). In de aantallen van het ROCvA is het VOvA niet opgenomen.
In augustus 2024 is het grootste deel van de medewerkers van ROC TOP overgegaan naar de instelling ROCvA. Vanuit de mbo-colleges van ROCvA wordt het onderwijs verzorgd aan de huidige ROC TOP studenten. Vanaf 2026 zullen er naar verwachting geen medewerkers meer binnen de instelling ROC TOP aanwezig zijn.
Meerjarig stijgt de formatie van ROCvA-F licht in lijn met de ontwikkeling van de studentenaantallen. Deze stijging komt met name tot uiting in het onderwijzend personeel.
In met name 2025 en 2026 worden extra middelen ingezet vanuit de bestemmingsreserves en worden aanvullende interne middelen beschikbaar gesteld ter verbetering van de onderwijsrendementen. De extra inzet leidt tot een tijdelijke verhoging van de formatie in deze jaren, met een daling van de formatie in 2027 tot gevolg. De daling van de formatie in 2027 wordt daarnaast versterkt door de gefaseerde beëindiging van de financiering van de deelprojecten van het Nationaal Groeifonds en de RIF.
Gestuurd wordt op een evenwichtige formatieverdeling tussen onderwijs en ondersteuning. De OP-formatie stijgt in meerdere colleges, terwijl de ondersteunende formatie afneemt of stabiliseert, zodat de personele inzet optimaal aansluit bij de onderwijsdoelstellingen. Tegelijkertijd blijven investeringen in onderwijskwaliteit en toekomstbestendigheid gewaarborgd door gerichte professionaliseringstrajecten, het stimuleren van hybride docentschap en de doorontwikkeling van digitale onderwijsvormen. Daarnaast wordt ingezet op flexibilisering en modularisering van het onderwijs, zodat het beter aansluit bij de behoeften van studenten en de arbeidsmarkt. Door strategische keuzes binnen de formatie en een efficiënte inzet van middelen wordt de continuïteit en kwaliteit van het onderwijs duurzaam geborgd.
Personele bezetting ROCvA Interne + externe fte's, gemiddeld over het jaar |
|||||||
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
2029 |
2030 |
|
Bestuur en management |
39 |
42 |
41 |
41 |
39 |
40 |
40 |
Personeel primair proces / docerend personeel |
1.937 |
2.108 |
2.121 |
2.063 |
2.072 |
2.086 |
2.090 |
Ondersteunend personeel / overige medewerkers |
1.018 |
1.091 |
1.050 |
1.035 |
1.030 |
1.030 |
1.033 |
Totale bezetting in fte |
2.994 |
3.241 |
3.213 |
3.138 |
3.141 |
3.156 |
3.162 |
Percentage docerend personeel (% OP) |
64,7% |
65,1% |
66,0% |
65,7% |
66,0% |
66,1% |
66,1% |
Personele bezetting ROCvF Interne + externe fte's, gemiddeld over het jaar |
|||||||
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
2029 |
2030 |
|
Bestuur en management |
7 |
7 |
7 |
7 |
7 |
7 |
7 |
Personeel primair proces / docerend personeel |
328 |
335 |
342 |
340 |
342 |
345 |
352 |
Ondersteunend personeel / overige medewerkers |
122 |
116 |
119 |
112 |
109 |
101 |
101 |
Totale bezetting in fte |
457 |
457 |
467 |
458 |
457 |
452 |
459 |
Percentage docerend personeel (% OP) |
71,6% |
73,3% |
73,1% |
74,1% |
74,8% |
76,3% |
76,6% |
Personele bezetting ROC TOP Interne + externe fte's, gemiddeld over het jaar |
|||||||
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
2029 |
2030 |
|
Bestuur en management |
0 |
||||||
Personeel primair proces / docerend personeel |
56 |
7 |
|||||
Ondersteunend personeel / overige medewerkers |
91 |
||||||
Totale bezetting in fte |
147 |
7 |
|||||
Percentage docerend personeel (% OP) |
38,3% |
100,0% |
Gestuurd wordt op een evenwichtige formatieverdeling tussen onderwijs en ondersteuning. De afgelopen jaren heeft de verdeling van de formatie over de functiegroepen OP/DOP/IOP/DM een stabiel beeld laten zien. Voor ROCvA-F geconsolideerd (inclusief VOvA en ROC TOP) stijgt het relatieve aandeel onderwijzend personeel (OP) van 68% in de begroting van 2025 naar 69% in 2029. In de richting van onze interne streefwaarde van 70%. Het percentage onderwijzend personeel van instelling ROCvA is historisch gezien lager, als gevolg van de ondersteunende dienstverlening die vanuit ROCvA wordt verleend aan de instellingen ROCvF en VOvA.
De opstelling en uitwerking van de formatieve prognoses vindt plaats in lijn met het formatiebeleid en de (financiële en formatieve) kaders:
Als definitie hanteren we voor de loonsom de definitie van de GPL van de Benchmark MBO.
Minimaal 70% van de baten wordt ingezet voor de personele lasten en maximaal 30% voor materiele kosten op instellingsniveau.
Van zowel de totale loonsom als de totale formatie (in fte) wordt minimaal 70% ingezet voor onderwijsuitvoerend personeel (OP, zie in voorgaande tabel de categorie Docerend personeel) en 30% voor onderwijsondersteunend en managementpersoneel (DOP, IOP en D&M, zie in de tabel de categorieën Ondersteunend personeel en Bestuur/Management).
Voor de mbo-colleges geldt een verdeling van minimaal 80% van de formatie als de loonsom voor OP en maximaal 20% voor DOP, IOP en D&M.
Elk mbo-college heeft een flexibele schil van minimaal 15% in zijn totale formatie.
Elke docent of andere OP-functionaris wordt minimaal voor 50% van zijn arbeidstijd ingezet op primaire onderwijstaken en/of activiteiten.
In het kader van een evenwichtige en rechtvaardige taakverdeling in een team en in het kader van de werkdrukspreiding wordt een (fulltime) leraar maximaal voor lessen ingezet op circa 850 klokuren per jaar (21 klokuren x 40 weken) en minimaal op 480 klokuren per jaar. Een parttime docent wordt naar rato van de betrekkingsomvang op lessen ingezet.
Ieder mbo-college formuleert een basis personeelsplan waarin is opgenomen hoe men de uitstroom van pensionerende medewerkers begeleidt en vrijgekomen formatie tijdig invult, met de opdracht om de continuïteit en de kwaliteit van het onderwijs te borgen en de GPL te beheersen.